Als een piloot aan een vlucht begint, neemt hij of zij een aantal belangrijke dingen mee om de vlucht veilig en soepel te laten verlopen.
Ten eerste neemt de piloot de vluchtplannen en de navigatiekaarten mee. Deze zijn essentieel om te weten waar de vlucht naartoe gaat en hoe de piloot daar kan komen. De vluchtplannen bevatten informatie over de route die de piloot zal volgen, de hoogte waarop de vlucht zal plaatsvinden, en de tijd die nodig is om op de bestemming aan te komen. De navigatiekaarten bevatten gedetailleerde kaarten van het gebied waar de vlucht zal plaatsvinden, waaronder informatie over het terrein, de luchtverkeersleiding, en de locatie van eventuele obstakels.
Daarnaast neemt de piloot ook de vluchtchecklist mee. Deze checklist bevat een lijst van taken die de piloot en het cabinepersoneel moeten uitvoeren voordat de vlucht kan beginnen. Dit kan bijvoorbeeld het controleren van de brandstoftank, het testen van de communicatiesystemen, en het inspecteren van de vliegtuigsystemen om ervoor te zorgen dat alles naar behoren werkt. Door de checklist te volgen, kan de piloot ervoor zorgen dat het vliegtuig veilig is om te vliegen en dat alle passagiers en bemanningsleden veilig aan boord zijn.
Tijdens de vlucht neemt de piloot ook verschillende instrumenten mee om de vlucht te navigeren en te monitoren. Dit kan bijvoorbeeld een hoogtemeter zijn, waarmee de piloot de huidige hoogte van het vliegtuig kan zien. Een ander belangrijk instrument is de luchtvaartkaart, waarmee de piloot de locatie van het vliegtuig kan zien en kan navigeren naar de bestemming. Ook neemt de piloot vaak een radiocompas mee, dat helpt bij het navigeren naar specifieke luchthavens en landingsbanen.
Tenslotte neemt de piloot ook nooduitrusting mee, zoals een reddingsvest en een zuurstofmasker. Deze uitrusting is bedoeld om de piloot en het cabinepersoneel te beschermen in het geval van een noodsituatie, zoals een noodlanding of een brand aan boord van het vliegtuig.